|
Zoektocht naar nieuwe esthetische dansvormen voor blinden, slechtzienden en zienden
Beste Michèle,
Ook voor mij was ons gesprek van 16 december bijzonder leerzaam en inspirerend! Je werpt belangwekkende vragen op over de esthetische ervaringen van blinde mensen en in hoeverre deze te vergelijken zijn met het esthetisch genot van goedzienden, in het bijzonder in relatie tot dans. Waar kunnen blinden enerzijds (waartoe ik ook ernstig slechtziende mensen reken) en goedzienden anderzijds elkaar in hun kunstbeleving ontmoeten?
Laat ik, om te beginnen, ingaan op je vraag over mijn synesthesie. Dat is een moeilijke term uit de psychologie waarmee wordt gedoeld op het vermengen van verschillende soorten zintuiglijke sensaties in de hersenen. In mijn geval klopt het dat woorden, klanken, muziek maar ook getallen van nature gepaard gaan met het innerlijk zien van kleuren. Elke letter, elk cijfer, iedere dag van de week, enzovoort, roept een vaste kleur in me op. Synesthesie komt – naar schatting – bij één op de vijfduizend mensen voor, en die zijn lang niet altijd blind. Ik heb wel andere blinden ontmoet die, net als ik, gaandeweg hun zicht hadden verloren en een vorm van synesthesie hadden ontwikkeld, maar klank-kleursynesthesie zoals ik die heb komt dus ook onder de ‘gewone’ bevolking voor. De Russische componist Skrjabin, de schilder Wassily Kandinsky, maar dichter ook bij huis, nieuwslezeres Annelies Van Herck schijnen allemaal in meer of mindere mate synesthesie (gehad) te hebben.
Synesthesie is dus een erkend neurologisch fenomeen en in die zin niet subjectief, maar de exacte klank-kleurverbanden die eruit voortkomen zijn dat wel. Ik heb mijn kleurenalfabet al vaker met dat van andere (blinde dan wel ziende) synestheten vergeleken, en die komen nooit met elkaar overeen. Jouw voorstel om mijn kleurenalfabet aan danstellen te koppelen lijkt me erg boeiend, bij wijze van experiment, maar ik denk dus niet dat dit de verhoopte brug zal zijn die blinde en ziende dansers dichterbij elkaar zal brengen.
Zoals de belevingswereld en dus ook de esthetische ervaringen van ziende mensen heel sterk uit elkaar kunnen lopen, geldt dit ook voor blinden. Er bestaan over blindheid tal van hardnekkige clichés, zoals dat wij altijd in duisternis zouden leven. Dat is klinkklare onzin: veel blinde mensen hebben fysiek gesproken nog een bepaalde vorm van visuele perceptie (ze zien nog licht, donker, vlekken en dergelijke), terwijl anderen zoals ik in fysiek opzicht absoluut niets meer zien maar toch nog heel visueel denken, in kleurrijke beelden. ‘De blinde’ bestaat dus helemaal niet; wij zijn evengoed unieke individuen, met alle bijbehorende lichamelijke en culturele eigenaardigheden.
Dit betekent echter niet dat we niet op zoek kunnen gaan naar een gemeenschappelijke esthetische grond. Maar als we dat willen doen, dan zullen we vóór alles de visuele schoonheid als enige norm en graadmeter moeten loslaten. Als je blinde dansers louter gaat beoordelen op hoe hun bewegingen ogen, dan zullen zij in de meeste gevallen altijd onderdoen voor hun ziende collega’s. Logisch ook, want een blinde kan zichzelf niet in de spiegel beoordelen, of de passen van anderen afkijken. Maar dans is zoveel meer dan enkel een visuele taal. Ik ben geen goede danser maar ik houd er wel van, en voor mij ligt het genot vooral in het haptische (de tastzin in de brede zin) van beweging, ritme, evenwicht, je veranderende positie in de ruimte alsook ten opzichte van andere lichamen, het spel van aanraking, afstand en nabijheid voelen, en ga zo maar door. Ook het luisteren naar dans – de dansfiguren op de vloer, ritmische stappen, adem enzovoort – kan heel verrijkend zijn, zoals ik dit ook heb beschreven in mijn artikel ‘Dancing beyond sight: how blindness shakes up the senses of dance’.
In plaats van het gehandicapte lichaam langs de meetlat van de normatieve, strikt visuele esthetiek te leggen lijkt het me cruciaal – en artistiek veel interessanter – de rollen om te keren en vanuit het lichaam, in al zijn potentialiteit, te vertrekken. Wat heeft dit lichaam, met al zijn mogelijkheden en beperkingen, dans te bieden? Hoe kunnen uiteenlopende lijven, in onderlinge dialoog en samenspel, tot een ervaring komen die voor allen esthetisch bevredigend is? Ik ben het met jou eens, Michèle, dat iedereen – ook de blinde dansers – daarin een verantwoordelijkheid hebben, maar wel als we vanuit een zekere gelijkwaardigheid kunnen starten. Het visuele mag er uiteraard zijn, maar laat het meer een organisch onderdeel worden van een multizintuiglijke grammatica van aanrakingen, hoor- en voelbare beweging, en – waarom niet? – geuren voor mijn part. Immers, hoe multisensoriëler onze taal, hoe beter we met elkaar zullen kunnen communiceren en hoe meer schoonheid we ook samen kunnen delen en creëren!